Interview met Oosterpoorter Marie-José van Tol

geplaatst in: Artikelen | 0

Marie-José van Tol, foto Joost van den BergIk weet zo langzamerhand niet meer wat ik moet doen. Ze is alweer weken futloos, ze slaapt slecht, het eten schuift ze maar een beetje over haar bord en ze is vreselijk kortaf tegen de kinderen. Gesprekken met de therapeut helpen niet, medicatie slaat niet aan, moedeloos word ik er van.” Een machteloos gevoel overvalt me als ik naar mijn dierbare vriend luister die over de steeds vaker terugkerende depressies van zijn vrouw vertelt.

In haar prachtig gerenoveerde huis midden in de Oosterpoort beaamt Marie-José van Tol dat wanneer iemand een depressie heeft gehad, de kans op een tweede groot is. Na zo’n tweede depressie is de kans op een volgende nóg groter. Sterker nog, in de meeste gevallen gebeurt dat ook. Vaak komt depressiviteit voor het eerst voor aan het eind van de adolescentie, veelal ontstaat de eerste depressie rond het dertigste levensjaar. Na het zestigste levensjaar komt depressie pas weer minder vaak voor. Depressiviteit is gedeeltelijk genetisch bepaald, alhoewel er tot op de dag van vandaag nog geen gen gevonden is dat dit zou kunnen verklaren. In studies over depressiviteit onder tweelingen blijkt dat het in 40% van de gevallen bij beiden voorkomt. Dit geeft aan dat er ook vele omgevingsfactoren bijdragen aan het ontwikkelen van een depressie.

Therapie of medicatie?

Behandeling van depressiviteit kan o.a. bestaan uit therapie, het slikken antidepressiva of een combinatie van beiden. Deze behandelingen kunnen ook ingezet worden om terugval in een nieuwe depressieve te voorkomen. Tegen het slikken van medicatie bestaat bij veel mensen weerstand. Soms hebben mensen ook last van de bijwerkingen. Daarom is er bij veel mensen een behoefte om op een niet-medicamenteuze manier iets te doen ter voorkoming van een volgende depressie. Wat is de trigger? Hoe word je minder kwetsbaar?

Twijfel nooit om er met je huisarts over te spreken”, benadrukt van Tol. Maak het bespreekbaar, vertel dat je je kwetsbaar voelt. Tevens wijst ze op het bestaan van zelfhulpboeken en de landelijke depressievereniging.

Marie-José van Tol - foto Joost van den Berg

Verbaasd

Dr. Marie-José van Tol (Amstelveen, 1980) studeerde psychologie in Utrecht. Ze promoveerde in de medische wetenschappen aan de Universiteit van Leiden en sinds 2011 woont ze samen met echtgenoot en dochter in de Oosterpoort.

Ze klinkt haast een beetje verbaasd als ze vertelt hoe weinig tijd ze nodig heeft gehad om hier te wennen. “Men heeft hier nog tijd voor elkaar en de mensen zijn een stuk vriendelijker dan in het westen”, straalt ze. Om vervolgens met het grootste gemak over haar onderzoek in het UMCG te vertellen en tegelijkertijd een prentenboek aan dochter Jans voor te lezen.

Dankzij subsidies van de hersenstichting en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek kon ze in februari van dit jaar samen met drs. Rozemarijn van Kleef starten met het onderzoek ‘Werkingsmechanismen van terugvalpreventie bij depressie: een MRI-studie’. Hieraan ging een aanlooptijd van drie jaar vooraf vol voorbereidende activiteiten als het aanvragen van subsidies, het trainen van therapeuten, het maken van een website en een folder.

Voor het onderzoek zoeken zij deelnemers die de afgelopen vijf jaar minimaal twee keer een depressie hebben meegemaakt. Geïnteresseerden worden eerst gescreend d.m.v. een interview en verschillende vragenlijsten. Daarna volgt de voormeting in het UMCG, bestaande uit o.a. een MRI-scan. Dankzij deze scan kunnen de onderzoekers zien hoe (emotionele) informatie wordt verwerkt en welke controle mensen daarover hebben.

De deelnemers zien tijdens de scan bijvoorbeeld emotionele plaatjes. Soms wordt gevraagd de ervaren emotie minder heftig te maken. Immers, men richt zich in een depressieve fase vaak op negatieve dingen. Op deze manier proberen van Tol en van Kleef een verstoring in aandacht naar negatieve dingen zichtbaar te maken, waarvan ze verwachten dat die een grote rol speelt in de kwetsbaarheid voor depressies.

Cognitieve therapie

Sinds de start van het onderzoek in februari hebben zich reeds 170 mensen gemeld. Daarvan hebben vier personen het volledige stappenplan van intake, screening en MRI-scan doorlopen. Na het doorlopen van het stappenplan volgt voor de helft van de deelnemers de cognitieve therapie. Deze bestaat uit 8 behandelingen van drie kwartier gedurende drie maanden. Hierin worden de volgende drie elementen behandeld:

-het activeren van dingen die wel goed gaan

-aandacht voor de basisleefregels waardoor je je bijv.waardeloos of verdrietig voelt

-het preventieplan

De andere helft van de deelnemers ontvangt deze behandeling in een later stadium na de tweede MRI-scan. Na anderhalf jaar volgt een laatste gesprek om te achterhalen of de therapie daadwerkelijk geholpen heeft.

Het onderzoek duurt tot eind 2017. Oosterpoorters die aan de voorwaarden (zie kader) voldoen worden van harte uitgenodigd om zich op te geven. Gezonde controle-deelnemers zijn ook van harte uitgenodigd. Mocht je als therapeut of stagiair (psychologie of toegepaste psychologie) aan het onderzoek mee willen werken, dan horen de onderzoekers dat ook graag.

Voor meer informatie en een film over de studie kijkt u op:

www.depressiestudie.com

of neemt u contact op via

depressiestudie@umcg.nl

Patricia Frijns